ons mam

Wandelen door het Eindhoven van ons mam

Hoe Eindhoven er zeventig jaar geleden uitzag weet ik niet. Waarschijnlijk wat kleiner, minder auto’s op straat en om je heen de hoogoprijzende schoorsteenpijpen van de verschillende fabrieken en centrales. Maar als we de Parklaan inlopen lijkt de tijd toch niet zo hard te zijn gegaan. “Daar heeft ons zus nog als kindermeisje gewerkt”, vertelt Marthe terwijl ze naar het huis aan de overkant van de straat wijst. “In de Parklaan woonden de hoge heren,  zals de oude Philips en … tja hoe heette die andere familie ook alweer… Onze jongens speelden met ze. ’t Waren tenslotte min of meer onze buren en ze zaten bij elkaar op school. Maar hoe die andere familie nou heette…”

Catharinastraat
Het villapark
Pauwlaan 16
Opa Brouwers
Haviklaan 7
Oma Brouwers
Tussen Veghel en Haviklaan
Catharina Lyceum
Sint Martha
HTCC


Catharinastraat

Naar de Catharinastraat hoeven we niet, zegt ons mam als we op een terrasje zittend onze wandelroute doornemen. Het huis waar ik ben geboren is gesloopt en de hele straat is veranderd. Nadat opa en oma eerst in Geldrop en Weert hebben gewoond, waar opa achtereenvolgens  een brouwerij had, zijn ze tenslotte in de Catharinastraat terecht gekomen. Hier werd op 10 april 1929 ons mam geboren. “Ik heb er alleen mijn eerste jaar gewoond. Daarna zijn we verhuisd naar de Pauwlaan”.

Het villapark

Het Villapark, gelegen tussen de Parklaan en de Tongelresestraat. Vroeger een buurt voor de gegoede middenstand. Nu een zeer gewilde 20-iger jaren buurt. Rustig en vlak bij het centrum. Reigerlaan, Fazantlaan, Roeklaan, Pauwlaan, Buizerdhof, Kwartelstraat, Gaailaan en de Haviklaan. Bij het ‘Huis Vogelenhoek’ blijft ons mam staan. “Hier woonden drie witte paters”, vertelt ze. ” En bij hun wijding waren de ‘meiden’  de bruidjes. Wat natuurlijk een hele eer, maar vooral een heel feest was.

“O kijk, en daar tegenover op de hoek van de Roeklaan/Treurenburgstraat zat vroeger een banketbakker. Mijn moeder haalde daar vroeger altijd wat lekkers”.

De straat uitlopend wijst ze op een auto op een oprijlaan. Hier ben ik getrouwd en jij gedoopt. In de Antoniuskerk. Eigenlijk is het de zijkant van de kerk, waar nu de nieuwbouwwoningen trots de straat inkijken. Om de hoek in de zijstraat was de hoofdingang van de kerk. Bij begrafenissen en trouwpartrijen schreed je dan door de hele kerk naar voren.

Pauwlaan 16

Toen Marthe één jaar oud was verhuisde de familie Brouwers-Rath van de Catharinastraat naar de pas gebouwde Pauwlaan. Ging het financieel beter? De bierbrouwerijen van opa hebben de crisisjaren niet overleefd maar kennelijk levert het werk bij Heineken nu meer geld op.

De Pauwlaan is een mooie straat. En juist bij nummer 16 ontstaat er een pleintje, doordat de woningen wat naar achteren inspringen. Een ideale speelplek. Ons mam herkent het meteen. Pauwlaan 16 ziet er nog hetzelfde uit. “De erker is in ieder geval nog hetzelfde”, constateert ze. In tegenstelling tot bij de buren, denkt ze twijfelend.

Herinneringen. “Als oma ’s morgens weg was en mijn vader pas laat was thuisgekomen van zijn werk en laat opstond, dan kreeg ik van hem koek met suiker. Een traktatie”. En de buren? “Op nummer 14 woonde vreemde mensen. Hij was leraar Frans en een vervelende man. Zo mocht zijn vrouw niet breien van hem, want hij kon niet tegen het getik van de breinaalden”.

Opa Brouwers

Op 18 april 1933 stierf Marthe’s vader. Het staat ons mam nog zo helder voor de geest. Opa was in de kamer op de eerste verdieping, de kamer met het balkon aan de voorzijde. De melkboer stond voor de deur. Haar vader verscheen bovenaan de trap en hij riep: “Ik ga dood”, en hij was dood. Consternatie, de melkboer die gelukkig hielp. En daar stond oma, met al haar kinderen en zonder inkomen.

En bestaat er toeval of moest het zo zijn: Oma is gestorven op 14 april en begraven op de sterfdag van haar man.

Haviklaan 7

Heeroom had gezegd, “maak je maar geen zorgen. Ik spaar nog liever m’n eigen eten uit de mond, dan dat jij tekort komt”. Maar oma heeft nooit enige steun van hem gekregen. En zelfs bij zijn overlijden kreeg ze niets. Hij liet alles na aan de mensen bij wie hij zijn laatste tijd in huis heeft gewoond. Het heeft oma veel pijn gedaan.

Oma kwam uit een goede, welvarende familie die handelde in damast. Na het overlijden van haar man, stond oma er alleen voor. Ze wilde geen beroep doen op haar moeder, onafhankelijk zijn. Maar wilde haar kinderen toch ook zoveel mogelijk kunnen geven. Na het overlijden van opa, is oma met de kinderen van de Pauwlaan verhuisd naar de vlakbij gelegen, maar goedkopere Haviklaan. Ons mam, met haar 5 jaar de jongste van de kinderen, werd ondergebracht bij oma’s moeder in Veghel. Alleen in de vakanties kwam ze naar huis in Eindhoven.

Oma Brouwers

Oma Brouwers, een prachtige gracieuze vrouw, die ik zou willen plaatsen in een groot landhuis. Voldoende bedienden om haar heen. Edel of adel. “Maar ze ziet er wel oud uit op je trouwdag”, zeg ik tegen ons mam. Niet beseffend dat oma dan ook al bijna 70 is.

Ik zie haar zitten op haar stoel bij ons thuis in Valkenswaard. Of boven op haar eigen kamer, die ook een beetje oud ruikt. Wat moet het een sterke vrouw zijn geweest. Die in haar eentje haar gezin weet groot te brengen, bij elkaar te houden, dwars door al die moeilijke jaren van de crisis en de Tweede Wereld-oorlog heen. Wat stom dat ik dat nu pas besef en niet toen ze onder handbereik was in Valkenswaard. Ik zou haar zoveel willen vragen. Hoe ze zich voelde, hoe ze het heeft volgehouden. Hoe haar leven er uit heeft gezien.

Oma voelde zich tekort schieten. Ik had jullie ook graag eens een sinaasappel willen geven, zei ze later tegen haar kinderen. Maar het geld was er niet. Daaarom vond ze het ook zo belangrijk, vertelt ons mam, om later toen ze wel wat geld had, kadootjes te kunnen geven. En abrikozenvlaai op zondag.

Tussen Veghel en Haviklaan

 Op je 4de je vader verliezen. Je vader die je ’s ochtends verwende met peperkoek met suiker. En dan uitgeplaatst worden bij je eigen oma, de moeder van je moeder. Dat moet een statige dame zijn geweest, zo stel ik me voor. Een beetje stijf. Of worden mijn beelden nu teveel beinvloed door de herinneringen aan tante Mies en oom Pef? Weg uit dat gezin met al die broers en zussen. Vol leven en levendigheid. En alleen in de vakantieperiodes terug om er deel van uit te maken.

Ons mam is intelligent, en kon hartstikke goed leren, net zoals de meeste van haar broers en zussen. Eerst op de lagere school en later ook op de Mulo slaat ze een klas over. Op haar 14de krijgt ze haar diploma en keert uit Veghel terug naar de Haviklaan. Precies op tijd om zich in het bruisende Eindhovense (hockey)-leven te kunnen storten.

Ja, dat was een leuke tijd, vertelt ze. Ze licht helemaal op en geniet zichtbaar van de herinneringen aan die tijd. Vanaf haar 14de of 15de zit ons mam ook op hockey. Net als haar broers en zussen bij de club  HTCC. Ze voelde zich er thuis. En omgekeerd was de hockeyclub ook thuis in de Haviklaan. Het clubblad werd er in elkaar gezet en er kwamen altijd veel vrienden en vriendinnen over de vloer. “Mijn moeder vond het altijd goed. Er was altijd plek om mee te eten. ’t Enige dat ze weigerde te doen, was de hockey-was”. Alle shirtjes, rokjes en broeken werden na het spelen in bad gestopt. En ’s maandas mocht zus, die oma in de huishouding hielp, de was doen.

De Haviklaan ziet er uit zoals ik dacht dat ‘ie eruit zou zien. Ik voel me het jongetje dat onder de tafel zit en weet dat daar voor in de straat de schillenboer staat. Klaar om me mee te nemen. Haviklaan 7 ziet er nog precies hetzelfde uit, constateert Marthe. Zelfs de deurknop is hetzelfde. “Alleen bij ons glansde die”.

Ik zou het leuk vinden om het huis ook van binnen te zien. En ons mam denk ik ook. Na wat gedraal de stoute schoenen aangetrokken. In Amsterdam vind ik het toch ook leuk als mensen zomaar langs komen die vroeger in het Wilhelmina Gasthuis hebben gewerkt of gelegen?

En van binnen? De vorige eigenaar heeft alles in de oude staat terug laten brengen,vertelt de bewoonster. Alles is er nog of is weer terug: het glas in lood, de granieten vloeren in keuken en gang, de (tussen)deuren, de kelder. En boven de kamer waar oma en tante Zus samen in het lits-jumeaux sliepen. Ons mam en tante Netty ook samen op een kamer. De huizen zijn gebouwd door de stugge Sjef Jansen, de vader van Riet Sengers. Zij hebben eerst zelf op nummer 7 gewoond, maar zijn later naar het hoekpand verhuisd omdat dat meer ramen had, meer gordijen nodig had, duurder in gebruik en daardoor in de crisisjaren moeilijker verhuurd kon worden.

Sjef Jansen was een strenge huisbaas, vertelt ons mam. Je mocht toen niets veranderen zonder zijn toestemming. Het was een bullebaas en we vonden het echt niet leuk om naar hem toe te om wat te vragen. Zo is er tussen de nummers 7 en 9 een soort garage waarboven de woningen doorlopen. Toen iemand uit de buurt met een auto aan oma vroeg of hij daar zijn auto mocht stallen, zei ze graag ja. Het leverde toch altijd wel weer een paar gulden per maand op. Guldens die altijd welkom waren. Maar Sjef was het er helemaal niet mee eens en verbood het. De verzekering zou eventuele brandschade niet dekken!

“Ik heb het altijd een leuk huis gevonden. ’t Was ook alleen vanwege de kamers dat we naar Valkenswaard zijn verhuisd”. De huizen staan nu op de monumentenlijst en mogen aan de buitenkant niet meer worden veranderd. Als we weer naar buiten lopen zeg ik tegen de bewoonster, als jullie verhuizen, dan wil ik het zo overnemen.

Catharinalyceum

Waarschijnlijk is het gebouw gesloopt, vertelt ons mam, als we vanuit de Haviklaan via de Tongelreseweg en de Bilderdijkstraat richting Catharina-lyceum lopen. Bij de Jan Smitzlaan wijst Marthe op een groot gebouw. Dat was de huishoudschool, zegt ze. Maar als we verder de Jacob Catslaan inlopen, begint ze te twijfelen. Is dit wel de huishoudschool. Door een openstaand hek lopen we het schoolplein op. Zou dit dan toch het Catharina-lyceum zijn? Met haar neus tegen de ruit van een gebouwtje geleund steekt ze een sigaret op. Als ik aan kom lopen wijst ze enthousiast naar binnen: Ja hoor, dit is het gymlokaal. En in het midden van het schoolplein stond vroeger een muur. Deze kant was voor het Catharinalyceum en de andere kant voor de jongens van het Jorislyceum.

Het gebouw is nu leeg. Het zal gesloopt worden, vertelt een van de buurtbewoners en plaats maken voor luxe appartementen. Marthe is helemaal verbaasd en opgetogen. Ik dacht echt dat de school er niet meer zou zijn.

Terug in Eindhoven, in het bezit van haar mulo-diploma, kon Marthe meteen instappen in de 3de klas gymnasium van het Catharina-lyceum. “En ondanks de achterstand, dankzij bijlessen wiskunde en latijn, heb ik de 3de en 4de klas wel in een keer gehaald”, vertelt ze trots. “Wiskunde vond ik echt moeilijk. Tijdens de bijles snapte ik het, maar zodra ik het thuis zelf moest doen, wist ik er niets meer van. Talen, dat ging me makkelijk af. En op de mulo waren dat ook belangrijke vakken geweest”.

In de 5de klas werd ons mam echter ernstig ziek. Ze kon niet meer eten, kwam in het ziekenhuis terecht en moest daar lang blijven. Tante Zus kwam haar daar voeren.  “Tja, nu zouden we waarschijnlijk zeggen dat het een soort anorexia was. Waardoor? Misschien de grote overgang. De overstap uit de erg beschermde omgeving van Veghel naar de stad Eindhoven. Het opboksen tegen mijn eigen grote broers en zussen. En op school hard moeten werken om het te kunnen bijbenen”.

Sint Martha

Na te zijn hersteld is ze niet meer terug gekomen op het gymnasium. Misschien vond men haar te zwak. Haar opleiding heeft ze afgemaakt op de huishoud-school, iets verderop in de straat. Een erg grote overgang. Heel anders dan het Catharinalyceum. Maar aan de andere kant viel het volgens ons mam ook wel weer mee. “Er waren meer meiden die nog een jaar huishoudschool deden. Als voorbereiding op het huishouden later”.

Zus op pleintje in de buurt naar de jongens. Die vree heel wat af. En als oom Fons, de voogd na het overlijden van opa, kwam, rende ze snel naar binnen. Want dat hoorde niet/mocht ze niet van hem.


HTCC

Ik zat pas op hockey toen een vrouw uit het eerste team naar me toekwam en zei: ‘overmorgen moet je spelen’. Zo kwam ik in het eerste van HTCC terecht. ’t Was oorlogstijd en er waren niet zoveel mensen meer die hockey speelden. Eigenlijk is het ook verbazend hoe mijn moeder het financieel voor elkaar kreeg om iedereen op hockey te houden. Ik heb toch best een hele tijd in het eerste gespeeld. En op een gegeven moment waren we zelfs met z’n drieen: Zus, Netty als linkshalf en ikzelf als rechtshalf. Maar ik was jong en ik voelde me er niet zo thuis en ben teruggegaan naar het tweede team.

Reizen was toen een hele onderneming. Met de trein en als de velden ver van het station aflagen, dan werden we wel eens door ouders opgehaald met de auto. Of met zoveel mogelijk meiden in een taxi. En naar Tilburg gingen we op de fiets.

Als ik zo naar mijn enthousiast vertellende moeder luister en kijk, dan moet het een prachtige tijd zijn geweest en zie ik mijn knappe moeder genieten met haar vrienden en vriendinnen. En natuurlijk vond ze haar eerste vriendje ook op het hockeyveld. Piet van Grimbergen. Hij speelde met de ‘jongens’ in het eerste elftal. Het heeft wel een paar jaar geduurd, een echte liefde. En volgens mij zou ons mam zich ook nu nog meteen weer in zijn armen storten. Hoe het uitging? Ton Gomers heeft hem afgepikt. Haar beste vriendin!